Ontstaan Kralingen

Het gebied waarin Rotterdam ligt, is ontstaan onder wisselende invloed van de zee en de rivieren. Omstreeks het begin van de jaartelling werd na een periode van verminderde invloed van de zee een veenpakket gevormd, dat bijna geheel Zuid-Holland bedekte. Dit veengebied waterde af via verschillende stroompjes waarvan de Rotte en de Hollandse IJssel de belangrijkste waren. Vanaf de 13e eeuw is er sprake van systematische indijking en ontginning van het gebied ten noorden van de Nieuwe Maas. Een van de wegen, die diende als basis voor de ontginning was de ’s Gravenweg (’s Graevenwegh). In de 14e eeuw ontstaat Rotterdam bij de monding van de Rotte in de Maas.

Ontstaan Rotterdam
Ontstaan van Rotterdam. Met de klok mee: in 1300, 1500, 1567, 1599, 1626

De rivieren en de hoger gelegen delen in het land (ontginningslinten) waren de plaatsen waar mensen zich het eerst vestigden. Zo ontstond rond 1550 op de kruising van de huidige Kralingse Kerklaan en de voormalige Veenweg het dorp Kralingen. Langs de ’s Gravenweg en de Oudedijk (’s Graevenwegh en den Ouden Dijck) verrees naast de landarbeiderswoningen ook een aantal buitenplaatsen. (Huis Jaffa en Huis Jerusalem). Aan de Maas (den hoogen Seedijck) werd het slot Honingen gebouwd.

Detail Craelingen 1651
Detail van Kralingen in omstreeks 1651

Ten gevolge van de toenemende behoefte aan brandstof wordt het veengebied aan weerszijde van de Rotte grotendeels afgegraven. In een paar honderd jaar stookt Rotterdam bijna haar hele achterland op! Als gevolg van de turfwinning ontstaat een uitgestrekt plassengebied. Het plassengebied breidde zich steeds verder uit omdat de oevers tijdens stormen door de golfslag steeds verder werden weggeslagen. Dit was de reden dat de landstrook waar het dorp Kralingen op lag steeds smaller werd. De landbouwers trokken weg en zochten een ander heenkomen. Het dorp verplaatste zich vanaf het begin van de 18e eeuw langzaam maar zeker naar het zuidwesten, rondom de viersprong van de Oudedijk, ’s Gravenweg, Hoflaan en Kortekade.

Kaart Stampioen 1683
Kaart van Jan Janz. Stampioen

De verkaveling van het landschap vond in noord-zuidrichting haaks op de wegen plaats. Aanvankelijk volgde het occupatiepatroon de oost-west lopende wegen; kleinschalige agrarische bebouwing en buitenplaatsen langs de Oudedijk, ’s Gravenweg, Oostzeedijk en Nesserdijk (bijvoorbeeld Huis Rozenburg, Jericho, Fredenhof, Laanzigt en Vredenoord).

Kralingen ca. 1750
Kaart Kralingen uit ca. 1750
Kralingen ca. 1784
Kaart Kralingen uit ca. 1784
Kralingen ca. 1839
Kaart Kralingen uit ca. 1839
Kralingen ca. 1850
Kaart Kralingen uit ca. 1850

Het veen langs de Hollandse IJssel was niet geschikt voor turfwinning; het gebied ten zuiden van de ’s Gravenweg is om die reden dan ook niet afgegraven.
Evenwijdig aan de Maas ontstaat aan het eind van de 17e eeuw een havengebonden industriecomplex dat in de 18e eeuw aanzienlijk wordt uitgebreid. Aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw trekken steeds weer mensen van het platteland naar de steden (werkgelegenheid). Ook Rotterdam kreeg een grote stroom immigranten te verwerken. Om aan het hiermee samenhangende huisvestingsprobleem het hoofd te bieden worden op grote schaal woonwijken gebouwd. De stad breidde zich langzamerhand ook in de richting van Kralingen uit. De verkavelingsrichting volgde de noord-zuid lopende sloten en wegen. Karakteristiek voor deze wijken zijn de hoge bebouwingsdichtheid, het gesloten bouwblok, de smalle profielen en het ontbreken van openbare groenvoorzieningen (voor Kralingen: Jaffa).

Kralingen ca. 1897
Kaart Kralingen uit ca. 1897

In deze zelfde periode worden de veenplassen met uitzondering van de Bergse Voor- en Achterplas en de Kralingse Plas drooggemalen tot de polder Prins Alexander. Reden hiervoor was het toenemende overstromingsgevaar door afkalving van de oever. In de loop van de 20ste eeuw breidt Rotterdam (en dus ook Kralingen) zich oostwaarts uit. Naast bovengenoemde speculatiewijken verrijzen ook statige herenhuizen aan brede profielen en maken de buitens aan ’s Gravenweg en Oudedijk ook plaats voor gesloten bouwblokken (Jericho) en villa’s (Rozenburglaan e.o).

Kralingen ca. 1929
Kaart Kralingen uit ca. 1929

Tot 1940 wordt in grote lijnen analoog Ban de noord-zuid structuur doorgebouwd. Het gebied rond Boeren- en Buizengat ondergaat wel veranderingen. Het zuidelijk deel gaat plaats bieden aan een spoorwegemplacement; het noordelijk deel blijft tot de dertiger (crisis)jaren industriegebied. Na de 2e Wereldoorlog ondergaat de ruimtelijk structuur van Kralingen een verandering. Het door bombardementen en brand verwoeste gedeelte rond de Gerdesiaweg wordt volgens de idee van het Basisplan 1946 herbouwd. De Gerdesiaweg krijgt als nieuwe oost-westverbinding de functie van groene long, lopend vanaf het Kralingse Bos tot in het centrum. Een strokenverkaveling vormde de onderlegger voor het stedenbouwkundig plan.

Kralingen ca. 1987
Kaart Kralingen uit ca. 1987

Een ander gevolg van de stadsbrand is de mogelijkheid de stad, ten zuiden van de Oostzeedijk, tegen de steeds terugkerende overstromingen te beschermen. Na 1953 wordt een nieuwe waterkering versneld uitgevoerd. De spoorwegverbinding met Utrecht wordt verlegd naar een tracé ten noorden van het Kralingse Bos. Ten zuiden van Boeren- en Buizengat is nu vrijwel alle industriële activiteit verdwenen, evenals de open verbinding met de rivier. De op de waterkering aangelegde Maasboulevard wordt aan de noordzijde begrensd d.m.v. hoogbouw. In de zestiger jaren wordt in samenhang met de Maasboulevard de Oude Plantage als park gerealiseerd. Behalve de hoogbouw ten noorden van de Maasboulevard worden er nog “accenten” aan de Kralingse Plaslaan en in Kralingen-Oost (bijvoorbeeld het complex van de Erasmus Universiteit) gebouwd. Een andere belangrijke ingreep uit deze periode is de aanleg van de A16. De weg vormt de grootste barrière tussen Kralingen en de wijken Lage Land en Prinsenland. De strook tussen Kralingse Bos en A16 is ingericht met een aantal openlucht recreatievoorzieningen (volkstuinen en sportvelden). De oude landschappelijke structuur is nog te herkennen in het gebied ten noorden van de ’s Gravenweg. Bebouwing en verkaveling geven, ondanks de veranderde functie van het gebied, nog een indruk van de oorspronkelijke situatie.