De problemen in Rozenburgpark zijn tweedelig.
Ontwerptechnische problemen
Ten gevolge van het tot nu toe ontbreken van duidelijke beheersrichtlijnen heeft de ruimtelijke opbouw aan kwaliteit ingeboet. Het bijplanten van een groot aantal bomen in zichtlijnen vormt hier het grootste probleem (bijvoorbeeld een groep Metasequoia’s bij vijver).
Beheertechnische problemen
Deze problemen betreffen het bomenbestand en de heesterbeplanting.
A. Het bomenbestand
In 1984 en 1985 als ook in het najaar van 1986 (naverkenning) is een inventarisatie verricht van het bomenbestand. Er is een onderscheid gemaakt in:
- solitaire bomen;
- boomgroepen (inclusief laanbeplanting).
In totaal zijn ca. 175 bomen geïnventariseerd, hiervan zijn er ca. 155 in groepsverband geplant. De overige 20 zijn solitairen.
Het bomenbestand omvat ongeveer 27 geslachten. Bijzondere soorten als o.a. Liriodendron tulipiferum (tulpenboom), Catalpa bignonioides (trompetboom) en Cedrus atlantica Glauca (Atlasceder) zijn gebruikt als solitairen.
De toestand van de bomen is beoordeeld op de volgende visuele kenmerken:
- habitus (uiterlijke verschijningsvorm);
- kroondichtheid;
- kroonontwikkeling;
- bladstand;
- insterving;
- aanwezigheid van schimmel- en bacterie aantastingen.
De gezondheidstoestand van 38 bomen is zodanig slecht (sommige zijn zelfs al dood) dat rooien noodzakelijk is.
B. De heesterbeplanting, het gazon en de paden.
Na inventarisatie van de heesterbeplanting is gebleken dat in het gehele park een snoei- en dunningsachterstand is ontstaan. Het gazon verkeert voor het grootste gedeelte in goede staat; uitzonderingen zijn enkele stukken onder bomen en langs de vijver. De paden in het westelijk deel van het park vertonen tekenen van slijtage en moeten van een nieuwe toplaag worden voorzien.